Tijdens het Ancien Régime was de regio die nu België vormt verdeeld in verschillende onafhankelijke vorstendommen, elk bestuurd door een graaf of hertog. Deze vorstendommen droegen vaak namen die we vandaag nog herkennen (zoals het hertogdom Limburg en het graafschap Henegouwen), maar hun grenzen verschilden destijds aanzienlijk van de huidige. Zo omvatte het graafschap Vlaanderen ruwweg de huidige provincies West- en Oost-Vlaanderen, plus het uiterste noorden van het huidige Frankrijk (Frans-Vlaanderen). De stad Antwerpen en haar omgeving maakten daarentegen deel uit van het hertogdom Brabant, dat ook steden als Brussel, Leuven en Mechelen omvatte. De Schelde vormde de grens tussen deze twee gebieden, waardoor Antwerpen destijds niet tot Vlaanderen behoorde.
De Franse Revolutie maakte een einde aan deze oude geografische indeling. Alle graafschappen en hertogdommen verloren hun zelfstandigheid en werden geïntegreerd in het Franse Rijk. Na de nederlaag van Napoleon bij Waterloo werden de oude vorstendommen niet hersteld, maar ondergebracht in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en, na de Belgische Revolutie, in het koninkrijk België (1830).
In het negentiende-eeuwse België begon de betekenis van ‘Vlaanderen’ te veranderen. Oorspronkelijk verwees de term naar het oude graafschap Vlaanderen (West-, Oost- en Frans-Vlaanderen), maar onder invloed van de Vlaamse Beweging werd het een overkoepelende term voor alle Nederlandstalige provincies. ‘Vlaanderen’ veranderde zo van een historische politieke entiteit naar de naam van het Nederlandstalige cultuurgebied in België, waar Antwerpen ook deel van ging uitmaken. Dit werd officieel vastgelegd in 1961, toen de taalgrens werd bepaald en België werd verdeeld in drie taalgebieden. Zo ontstond het moderne ‘Vlaanderen’ en werd Antwerpen officieel onderdeel van het Vlaamse gebied.